Thames vanaf het Neolithicum

Nadenkend over vlechtende (braided) riviersystemen herinnerde ik me gelezen te hebben dat vlechtende situaties vroeger ook in het stroomgebied van de Thames voorkwamen. De rivier in deze toestand – met veel zandbanken en veel ondiepe stroompjes – was niet bevaarbaar en dwong handelaars over land te gaan. Vlechtende situaties hebben aanwezig kunnen zijn, waar de Thames in de zee uitmondt. Maar de Nederlanders wisten eeuwen geleden al een keer met zeeschepen tot in Londen te komen en met de huidige grote zeeschepen zal elke ondiepte wel verdwenen zijn.

Peter Smith schreef: The Thames is a strange river. Originally a wide braided waterway, it’s been cinched into a third of its original width. Street level can be up to thirty feet above the foreshore, the debris of 2,000 years of habitation held back behind massive embankments. Een van de manieren in Londen was om aan weerszijden de Thames te versmallen, zodat er brede stroken ontstonden voor de infrastructuur, enigszins vergelijkbaar met het dempen van grachten in Nederlandse steden. Met een smaller stroombed is de stroomsnelheid groter en verslechteren de omstandigheden voor sedimentatie die in vlechtende systemen van belang is.

Stroomopwaarts passeer ik in gedachten een tunnel die al in de 19e eeuw onder de Thames is gegraven en al spoedig in gebruik kwam bij de Londense Underground. Iets verder ligt de historische plek van de London bridge – van het liedje London bridge is falling down – die bij een grote brand verloren ging. Londen herinner ik me ook van de colleges milieukunde: het was de slechte waterkwaliteit van de Thames en slechte hygiëne die cholera-epidemieën veroorzaakte en de aanleiding vormde om een rioolsysteem aan te leggen dat bijdroeg aan de gezondheid van de Londenaren.

Bovenstaand kaartje geeft het westelijk deel van het stroomgebied van de Thames weer. Reading en Oxford zijn er bekende steden. Het is dit westelijk deel waarop ik verderop wil gaan inzoomen. In de ontwikkeling van het oostelijk deel, bij en ten oosten van Londen, speelt de zee een prominente rol. Ook heeft de Thames daar niet altijd gestroomd. Dan vind ik een webpagina over gevlochten  (braided) riviersystemen bij Oxford. Hoewel er in de huidige situatie sprake is van een patroon van anastomosis, in plaats van een braided system, werpt de tekst licht op de ontwikkelingsgeschiedenis van de Thames:

The Thames and the Cherwell are both described as braided rivers, rivers which split and rejoin repeatedly. And have done for millennia. According to an archaeological survey of the Thames Valley: ‘The modern Thames has been subtantially channelized by dredging, embanking and the insertion of locks and weirs for navigation. It has also experienced much natural silting, which has tended to simplify a complex system of linked multiple channels (an anastomising system) to a single channel. However, along part of its length, for example at Oxford, a complex channel system survives’. Dit moet m.i. zo gelezen worden dat het millennia lang een anastomosing systeem was, maar door baggeren, beschoeiingswerken en stuwen/sluizen gedwongen is naar een systeem met een hoofdloop. Bij Oxford zie je het anastomosing systeem deels nog in de resterende waterlopen, maar veel meer in de naamgeving die op eilanden duidt. Dat anastomosis hier qua patroon klopt, is voor mij duidelijk, maar ik ben nu op zoek naar een antwoord op de vraag of de beschrijving braided hier opgaat.

Interessant is dat er sprake is van een uitgebreid rietmoeras:  A city heritage assessment says of this area: ‘by the Late Bronze Age to Early Iron Age much of St Aldates consisted of an extensive reed swamp with braided channels that stretched from Osney Island to Christ Church Meadow, creating a series of islands between the later Southgate and the Hogacre Ditch. By the Roman period the deposition of alluvial clay gradually began to infill much of this drowned landscape. Nevertheless in the medieval period significant land reclamation was required to enable the expansion of the southern suburb’. Kan een gevlochten systeem gepaard gaan met rietbegroeiing? In elk geval geven de historische uitspraken voldoende aanleiding om er verder in te gaan duiken.

Ik heb daarom een eenvoudige tijdlijn gemaakt van de bewoningsgeschiedenis van Engeland. Er zijn vondsten van beenderen en werktuigen onder meer in Norfolk en Suffolk gedaan van Homo erectus, neanderthalers en andere mensen, vanaf zo’n 700.000 jaar geleden in het zuiden van Engeland. Het oudste Homo-sapiens-skelet is 10.000 jaar oud (Cheddar Gorge, 1903). Uit dezelfde tijd is er het mesolithisch complex Star Carr. Aveline’s hole verbindt als het ware meso- en neolithicum.

Rond 6000 v.Chr. verdween de laatste verbinding over land tussen Engeland en het continent. Dit was ook het moment dat de zee in het Holoceen haar invloed in het oostelijk deel van de Thamesvallei begon uit te oefenen: The Thames Estuary was flooded around 8000 years ago and complex sequences of marine/brackish sediments intercalated with freshwater peats were deposited on the youngest terrace sands and gravels (Devoy, 1977, 1979, 2000; Marsland, 1986). The Holocene sediments cover the floodplain approximating to the area that has been flooded by high water spring tides, including that presently protected by flood defences; they occur on both sides of the estuary and occupy an overall width of 3-10 km (Royal Haskoning, 2004).

Tweeduizend jaar later werden de eerste menselijke markeringen – die er nu nog zijn – in het landschap aangebracht. Zo’n 1000 jaar later zouden de ceremoniale complexen van “Avebury” en “Stonehenge” worden gebouwd. Ook de mystieke kunstmatige heuvel van “Silbury” is toen ontstaan. Het witte paard van Uffington is de oudste in kalk uitgehakte figuur in Groot Brittannië, misschien meer dan 3000 jaar oud.

Kenmerkend voor met name de IJzertijd waren de op heuvels gebouwde ‘hill-forts’. Er is twijfel over de militaire functie van deze “forten”. Mogelijk betreft het schaapskooien, want schapen werden al vanaf de Nieuwe Steentijd op de Britse eilanden gehouden. Bescherming tegen wilde dieren in het algemeen zou ook kunnen, in aanmerking genomen dat de Wolf er in elk geval nog in de 17e eeuw voorkwam. Voor de Bruine beer is er minder zekerheid.

De IJzertijd begon op de Britse Eilanden rond 850 voor Chr. In deze periode vestigden Keltische stammen uit Centraal Europa zich in Engeland. In deze periode zou de Thamesvallei bij Oxford (en elders?!) hebben bestaan uit uitgebreid rietmoeras. De Keltische tijd loopt tot aan de Romeinen rond het jaar 0. In deze tijd slibden er stroompjes in de Thamesvallei dicht, wat er volgens mij op duidt dat er geen sprake was van een vlechtend proces (geen nieuwe stroompjes) en dat de waterafvoer van de Thames afnam (minder stroomcapaciteit nodig).

Maar ook in het rietmoeras daarvoor denk ik dat een eventueel vlechtpatroon was gestabiliseerd. De rietbegroeiing vertraagde de waterstroom, waardoor er veel sedimentatie optrad in de rietvelden, terwijl de geultjes in stand bleven, met als gevolg het ontstaan van “eilanden” die hoog opslibden. Om duurzaam rietmoeras te hebben moest de opslibbing gelijke tred houden met een algehele vernatting, anders groeit het land boven het water uit, wat m.i. vanaf de Romeinen en in het bijzonder in de Middeleeuwen wel gebeurde doordat verdroging optrad. In de tijd daarvoor zou de stagnatie in de Thamesvallei (dankzij het geringe verhang) en stijgende grondwaterstanden samenhangend met holocene zeespiegelstijging voldoende moeten zijn geweest om het rietmoeras voldoende nat te houden.

In de Kleine IJstijd kregen vlechtende processen even weer een kans in de Thamesvallei, uitgaande van gelijke omstandigheden als in het Nederlandse rivierengebied. Een geringere waterafvoer in de nog bestaande stromen leidde tot toenemende sedimentatie. Dit leidde op diverse plaatsen tot onbevaarbaarheid van de Thames.

Als het rietmoeras uit de IJzertijd al een geconsolideerde situatie betrof, wanneer kan er eerder sprake zijn van een vlechtend proces? Als ik zoek in de periode daarvoor (Bronstijd en Nieuwe Steentijd, v.a. ca 3500 vC.) kom ik het rietmoeras niet tegen, maar wel uitgestrekte bossen: In the early Neolithic the Upper Thames Valley was a heavily wooded landscape of mixed deciduous woodland, with alder growing in the valley bottoms and lime, oak, hazel, ash and elm on better-drained soils of the gravel terraces and higher slopes. Het betreft locaties met archeologische vondsten en daarom is het niet uitgesloten dat rietmoerassen er op landschapsschaal wel waren. Er wordt echter ook gesproken over een vernatting van de Thamesvallei door de kap van bos, waardoor het rietmoeras een tijdelijke (IJzertijd) nattere toestand van de vallei zou kunnen betreffen. Daarbij kan de toevoer van sediment door erosie en afspoeling zijn vergroot. Of er vlechtende processen optraden is niet te zeggen. Het vlechtende systeem was er in de Midden-Steentijd: The river courses at the end of the Mesolithic had stabilised from a complex system of small braiding channels that frequently shifted paths to a more simplistic series of major channels as their flow was decreased and increased sedimentation led to the silting up of the more complex channels. The lowering of the water table also allowed for the increased spread of woodland and vegetation (Robinson 2003).

Heel lang geleden … Once upon a time the River Thames was very wide, much wider than it is today. There were no embankments or river walls meaning that it was relatively fast flowing, but broader and shallower than it is now. As the river meandered its way along, it existed as what we call a ‘braided river system’, with streams and rivulets criss-crossing all over the place. Daarvoor moet ik verder dan 5500 jaar terug in de tijd.

<< anastomosis | oorsprong van de Thames >>

2 reacties

  1. […] << Thames vanaf het Neolithicum | >> […]

  2. […] << Bloomsburg Formatie | Thames vanaf het Neolithicum >> […]

Plaats een reactie