Georg Wilhelm Friedrich Hegel – Weltgeist

In het bericht over Paul Nelson  schreef ik: tussen Newton en Russell gebeurde iets, en dat was de revolutie van Darwin, zegt Nelson. Daarbij legt hij de nadruk op de persoon van Charles Darwin: because Darwins proposal for natural selection changed how people viewed living things. Of dit zo is, vind ik een geschiedenisvraag, maar ik moest er aan denken toen ik Von Uexküll weer las over Hermann von Helmholtz: Helmholtz gaf toe dat alle objecten er voor elk subject anders uit moeten zien, maar hij zocht de realiteit achter de schijn. Velen hebben dit vóór hem gedaan; maar hij verschilt van zijn voorgangers doordat hij niet de wereldgeest achter het fenomeen vermoedt, maar eerder de natuurwetten.Wat is de wereldgeest? Een eenvoudige zoekopdracht suggereert Hegel. Zowel Hegel als Von Uexküll bemoeiden zich met de erfenis van Kant en het lijkt me daarom waarschijnlijker dat Von Uexküll de Weltgeist van Hegel bedoelde dan bijvoorbeeld de wereldgeest uit  de Bijbel.

De naam Hegel kwam al eerder naar voren, onder meer bij Karl Popper: Zowel in zijn werk The Open Society and Its Enemies (1945) als The Poverty of Historicism (1957) haalt hij sterk uit naar het historicistisch denken dat hij als uitermate gevaarlijk typeert. Hij richt zich voornamelijk tegen Plato en Hegel, maar vindt ook sporen terug in het werk van Marx. Alle drie deze filosofen typeert hij als vijanden van de open samenleving en promotors van het totalitarisme. Misschien dat dit het gevaarlijke het beste typeert (Störig): Hegel zag zichzelf, en ook anderen zagen hem zo, als de Pruisische staatsfilosoof die samen met de heersende reactie de toenmalige Pruisische staat uitriep tot de laatste wijsheid van de wereldhistorische rede en zijn eigen systeem tot de kroon op de hele filosofie. […] Hegel had de indruk dat er een soort historische eindtoestand was ingetreden, waarin het denken alleen nog tot taak had het gebeurde te overzien en zich tot het zuivere bewustzijn te verheffen. ‘Pas in de schemer beginnen de uilen van Minerva hun vlucht.’

Hegel “hoort”in een rijtje met Fichte en Schelling. Hegel stelde dat alles wat geestelijk is, onderdeel is van één absolute wereldgeest: de ‘Weltgeist’. Deze absolute geest, die zich manifesteert in de mensheid, beweegt zich in de geschiedenis onvermijdelijk naar een bepaald eindpunt toe: het hoogste niveau van vrijheid. Volgens Hegel is er dus in de hele geschiedenis een bepaalde redelijkheid werkzaam; deze redelijkheid kan alleen achteraf, wanneer de geschiedenis zijn eindpunt heeft bereikt, volledig begrepen worden. Het is de taak van geschiedschrijvers om alle tijdperken in de geschiedenis te verklaren en te beschrijven als een onderdeel van één allesomvattende tijdgeest. De stichting van Rome, de menswording van Christus, de Franse revolutie en de bouw van de Berlijnse muur zouden volgens Hegel dus allemaal noodzakelijke stappen zijn binnen de ontplooiing van de Geest. Wat ik in deze beschrijving niet naar voren vind komen en wat m.i. van belang is om de Weltgeist te begrijpen, is de dialectiec van Hegel. De volgende beschrijving van Helga Ranis vind ik al duidelijker op dit punt:

„Das Wahre ist das Ganze. Das Ganze aber ist nur das durch seine Entwicklung sich vollendende Wesen.“ Dieser Satz steht in der Vorrede zur „Phänomenologie des Geistes, dem ersten Teil seines Systems der Wissenschaft. Das Wahre setzt sich zusammen aus der Idee, der Natur und dem Geist und nur in dieser Dreiheit kann man von dem Wahren sprechen. Hegel entwickelt in der Wissenschaft von den Erscheinungsweisen des Geistes dessen Emporsteigen. Der Geist entwickelt sich von der einfachen naiven Wahrnehmung über das Bewusstsein, das Selbstbewusstsein, die Vernunft, die Geschichte, die Offenbarung bis hin zum absoluten Wissen des Weltgeistes, dem Ganzen. Die Wissenschaft ist eine Einheit von Inhalt und Methode, die Erscheinungen des Geistes ist die Verwirklichung des menschlichen Selbst als Einheit von Sein und Nichts. Der Weltgeist ist der Zentralbegriff in der Philosophie Hegels. Für Hegel ist die gesamte historische Wirklichkeit, die Totalität, ein Prozess dieses Weltgeists. Hier haak ik even weer in op Von Uexkülls uitspraak over Helmholtz: Helmholtz zocht de realiteit achter de schijn. Velen hebben dit vóór hem gedaan; maar hij verschilt van zijn voorgangers doordat hij niet de wereldgeest achter het fenomeen vermoedt, maar eerder de natuurwetten.

Ranis vervolgt over Hegel: Durch diesen Weltgeist realisiere sich der Zweck in der Weltgeschichte und zwar die Vernunft in der Weltgeschichte.  Hegel ist der Auffassung, dass der Weltgeschichte eine objektive Vernunft innewohnt, ein die Welt durchwaltendes und ordnendes Prinzip. Dieses Prinzip ist das Ganze, die Weltvernunft, der Weltgeist, der Logos oder auch Gott. Gott ist für Hegel der absolute Geist, ihn zu erkennen ist das oberste Ziel aller Philosophie. Gott ist die absolute Vernunft, der einheits-und sinnstiftende Grund, der ewig aus sich selbst herausgeht, sich entzweit und sich im Laufe der Geschichte in immer neue Erscheinungen als Geist und Natur verwirklicht, wieder in die Einheit fällt und so „zu sich selbst zurückkehrt.“ Weil sie alles in sich zurücknimmt und in ihre Form, die Einheit bringt, hat die Vernunft keine Grenze. Sie ist unendlich, und, weil sie sich nur selbst erkenne, ist sie absolut. Das Absolute selbst kann aber nur Gott sein, der absolute Geist. Nach Hegel ist die Weltgeschichte Selbstentfaltung des objektiven Geistes, die großen geschichtlichen Persönlichkeiten seien Werkzeuge des Weltgeistes, … Terwijl Hegel de Weltgeist gelijkschakeld aan de Logos en aan God, zie ik veel overeenkomst met het christelijke denken, zonder tot gelijkschakeling te komen. In de Bijbel is er sprake van een geestelijke werkelijkheid, een geestelijke strijd, waarin de wereld en haar begeren voorbij gaan.

Ik vind het lastig om Von Uexküll hier te begrijpen: Helmholtz erklärte nur die Qualitäten für Zeichen eines äußeren Geschehens, das mit dem Wechsel der Qualitäten parallel abliefe. Dies äußere Geschehen bliebe uns ewig unbekannt. Mit seinem berühmten “Vertraue und handle!” als der Weisheit letzter Schluß erklärte er recht eigentlich den Bankerott der physiologischen Psychologie. Denn wenn de ewigen Naturgesetze sich für immerdar unsere Kenntnis entziehen, so ist der Beweis, daß unsere Psyche ihnen unterliegt, niemals zu führen. Ik denk dat het onderscheid tussen feit en betekenis hier belangrijk is. Feit is dat een zintuig op een bepaalde prikkel reageert en een impuls verstuurt. Dit is een mechanisch gebeuren. Wat deze prikkel betekent, wordt elders geïnterpreteerd. Bij Helmholtz wordt de prikkel zelf tot een teken en verdwijnt de interpretatiestap, als ik Von Uexküll goed begrijp. Helmholtz zegt dan eigenlijk dat wat er werkelijk gebeurt voor ons altijd onbekend zal zijn. Die onbekendheid vult hij op met “vertrouw en handel” – oftewel denk er verder maar niet over na. Het zijn de prikkels in de contekst van de werking van het zintuig die we met natuurwetten beschrijven. Voor Von Uexküll zijn dit hypotheses over de werkelijkheid, niet de werkelijkheid zelf. Maar als een prikkel niet meer geïnterpreteerd hoeft te worden, omdat het een teken is van de daarachterliggende werkelijkheid, dan zijn de natuurwetten geen zaak meer van de interpretatie van de prikkels, maar zij zijn de oorzaken van die prikkels. Als zodanig horen de natuurwetten tot de werkelijkheid buiten ons, die we slechts kennen via de tekens van onze zintuigen. De natuurwetten zijn niet meer het gevolg van onze intellectuele arbeid, maar ze bestaan buiten ons en het is onze taak ze te ontdekken en beschrijven. Daar zit een dubbeling in: eerst was het zo dat wij het werkelijke gebeuren probeerden te beschrijven met natuurwetten; later werd die beschrijving de werkelijkheid zelf en proberen we die (voormalige) beschrijving te beschrijven. Het vervolg van Von Uexküll sluit daarop aan:

Was Helmholtz von uns verlangt, ist der Glaube an die Existenz ewiger, von uns unabhängiger Naturgesetze. […] Bisher waren die physikalischen Gesetze nichts anderes als Hypothesen gewesen – jetzt gewannen sie die Autorität von Glaubenssätzen, welche mit allem Eifer von den dii minores weiter verbreitet wurden. Immerhin blieb es für die Forschung recht unbefriedigend, wenn sie ihr ganzes Gebäude auf einen Glaubenssatz gründen sollte, der um nichts besser war als die Dogmen der Kirche. Und das alles bloß, weil Helmholtz in den Sinnesqualitäten subjektive Zeichen des wirklichen Geschehens erblickte.

Ik heb Störig gelezen over de dialectiek van Fichte, Schelling en Hegel en er is veel meer hierover te zeggen tegen de achtergrond van de dialectiek. Maar dat wordt me te uitgebreid. Ik sluit daarom met een kortere redenering af. De wetenschap houdt zich bezig met de zichtbare dingen en probeert daar een verklaring voor te geven. Het gebruik van natuurwetten in het kader van verklaringen is geen probleem, zolang ze in ons menselijke domein geplaatst worden. Als gelovige kan ik aan de natuurwetten ook een bovennatuurlijke duiding geven: de natuur gehoorzaamt aan Gods wetten. Met die uitspraak plaats ik me buiten de wetenschap die doet alsof God niet bestaat en begeef ik mij in het domein van de Weltgeist. Ik breng namelijk een synthese tot stand tussen wat we werkelijk waarnemen en wetenschappelijk kunnen beschrijven en mijn geloof dat God alles gemaakt heeft en instandhoudt en leidt. Ook bij Hegel is de Weltgeist een synthese, een absoluut standpunt. Als je de resultaten van de natuurwetenschap – de natuurwetten – overbrengt naar het domein van de Weltgeist, verabsoluteer je deze wetten. Ze zijn overgegaan van een feitelijke beschrijving van fenomenen naar iets ontologisch – de natuurwetten zijn de werkelijkheid zelf. Ze worden tot geloofsartikelen. De manier waarop in het bijzonder het Darwinisme zijn zaak verdedigt, vooral in de omgang met kritiek, heeft op zijn minst religieuze trekken. De wetenschap staat op een voetstuk, mogelijk is dit nog één van de grote modernistische verhalen die nog niet gesneuveld is in het postmoderne tijdperk. Dat lijkt me niet alleen de verdienste van Darwin, zoals Nelson lijkt te suggereren, maar de werking van een 19e eeuwse wereldgeest.

<< Stephen C. Meyer – de Cambrische explosie | het brein in beweging >>

4 reacties

  1. […] << Georg Wilhelm Friedrich Hegel – Weltgeist | >> […]

  2. […] << Michael Ruse (2) turning back the clock | Georg Wilhelm Friedrich Hegel – Weltgeist >> […]

  3. […] de omvang van de stof voorlopig laat liggen. De citaten geven tevens aanknopingspunten om de revoluties van Darwin en Helmholtz historisch te […]

  4. […] en Schleiermacher noem ik hier nu voor de volledigheid. Ook de namen van  Fichte, Schelling en Hegel zijn hier van […]

Plaats een reactie